Misirlou is een Griekse song uit 1927 die verdwenen is uit het muzikale geheugen, maar daar soms weer in opduikt. Bijvoorbeeld via Quentin Tarantino’s Pulp Fiction (1994) die opent met onderstaande surf rock versie van Dick Dale & The Del Tones (1962). In vele landen en genres heeft de song ontleningen. Wikipedia somt het op in het lemma Misirlou. Een exotische standard van swing bands, een geannexeerd volkslied dat in diverse landen als eigen beschouwd werd tot de rock versie van Dick Dale of The Beach Boys. Alles is mogelijk door overnemen en veranderen.
Misirlou staat voor toen. Oude tijden. Welke versie in welk genre in welk land het ook betreft. Het Griekse biermerk Fix viert er in 2013 in een commercial haar 150-jarig bestaan mee.
Misirlou is populaire muziek. Bemind en gewoon. Het treft zonder nog eigenaardig te kunnen zijn. De onbepaalde herkomst biedt ruimte om het toe te eigenen, terwijl de duidelijke afstamming uit het Oostelijke Middellandse-Zeegebied er genoeg eigenzinnigheid en authenticiteit aan geeft om het te plaatsen.
Stramilano is een kortfilm uit 1929 van de Italiaanse regisseur Corrado D’Errico. Niet toevallig over de meest industriële stad Milaan die het Futurisme van snelheid, vooruitgang en geloof in de toekomst het best verbeeldt. Nauw aansluitend bij het fascisme van Mussolini.
De city symphonies gaven een idee van het moderne leven. In navolging van Berlin: Die Sinfonie der Großstadt (1927) van Walter Ruttmann of De man met de camera (1929) van de Oekraïense-Sovjet regisseur Dziga Vertov.
Maar een film van voor de uitvinding van de geluidsfilm kent toevoegingen die pijn kunnen doen aan de oren. Geluid dat is bedoeld om het verschil in tijd te overbruggen, maar daar niet in slaagt, maakt de vervreemding er groter op.
Muziek die klinkt is niet uit 1929, maar is een retrovariant die nostalgie probeert op te roepen zonder te landen in de tijd. Dat maakt de beelden belachelijk. Ze worden geridiculiseerd omdat de reconstructie van de geschiedenis niet serieus te nemen valt. Zoals de AudioFilms van Winter & Winterdie een slap aftreksel blijven van wat ooit klonk.
Illustratief is Walt Disney’s animatiefilm The Jazz Fool uit 1929 met Mickey Mouse. De muziek wijst niet vooruit naar een retrovariant, maar juist terug naar rag time en boogie woogie. Middle of the road en niet vooruitstrevend in de eigen tijd, maar wel The real McCoy van toen.
Dan is de soundtrack door Tiziano Popoli in onderstaande versie passender. In zijn reconstructie mijdt hij muziek. Hij probeert 1929 niet na te bootsen, maar neemt afstand in de tijd door vanuit een ‘futuristische’ inspiratie een geluidsdecor van toen op te roepen door hedendaagse omgevingsgeluiden en geluidseffecten. Ze passen nog steeds bij de stad.
Reconstructie van wat ooit was is een verhaal over a-synchronisatie. Over benadering die het nooit haalt bij het origineel. Soms lukt het bijna. Vaak ontspoort het faliekant. Dat is valsheid in mentaliteit. Wie de letter benadert door de geest niet te begrijpen, zal de letter nooit vangen.
Foto: Still uit Stramilano (1929) van Corrado D’Errico voor Luce.
De stem van de ster van de Indiase filmmuziek Lata Mangeshkar flonkert in dit fragment van de Hindi-film uit 1960 ‘Dil Bhi Tera Hum Bhi Tere’. Van regisseur Arjun Hingorani en muziek van Anandji Veerji Shah en Kalyanji Veerji Shah. De song ‘Ye Wada Kare Jahan Bhi Rahe’ swingt alle kanten uit boven het acteren van Kumkum en Dharmendra dat wonderlijk vervreemdend ongelijk oploopt met de muziek die klinkt als een klok.
Het tijdsbeeld ontroert. Dat van een Italiaanse neo-realistische film uit 1950 die in 1960 in India is geland. Inclusief het icoon van een Vespa scooter die vrijheid symboliseert. Het had ook Brazilië of Mexico kunnen zijn. Maar de muziek maakt het India. Een stukje ‘Indian Holiday’ in 1960.
Tin Tan (1915-1973) geboren alsGermán Valdés was een populaire Mexicaanse muzikale komiek en acteur die speelde in meer dan 100 films. Tijdens de gouden eeuw van de Mexicaanse cinema (1936-1969) kon hij floreren. Het fragment uit El Revoltoso (1951) toont zijn timing, humor, bravoure, meesterschap en danskunst. Tin Tan is een kruising van Jackie Chan, Victor Borge, André van Duin en Los Tres Gallos Mexicanos.
¡ Hu ! Sí, sí, sí, yo quiero mambo, mambo Sí, sí, sí, yo quiero mambo, mambo Sí, sí, sí, yo quiero mambo…¡ Hu !
De in de late jaren ’40 door Perez Prado gepopulariseerde mambo is achtergrond van het fragment uit Simbad El Mareado (1950). Om er vanaf te wijken. Prado vestigde zich in 1949 in Mexico Stad.
Zijn ‘Yo quiero mambo’ (of Mambo no. 5) gaat over in een parodie van Noord-Amerikaanse bebop met scatzang in de uitbundige versie zoals Dizzy Gillespie die na 1945 praktiseerde in nummers als ‘A Night in Tunisia’. Voor critici al een parodie op zichzelf. Om dat te overtreffen gaat Tin Tan over de top. De muziek van de noorderbuur wordt heerlijk belachelijk gemaakt.
De society band van Joe Reichman (1898-1970) speelt I Can’t Escape from You. Op 25 september 1936 wordt deze Screen Song van de Fleischer Studios opgenomen. Billie Bailey zingt. Losse eindjes worden aan elkaar geknoopt. Leo Robin schreef het nummer in 1936 voor Bing Crosby in Rhythm on the Range van Norman Taurog. Reichman was een paljas achter de toetsen. Hij noemde zich de Pagliacci van de piano.
And so you see that I’m really not free I’m so afraid you might escape from me And yet I can’t escape from you
De stuiterende bal is de karaoke van de jaren ’30. Nog een Screen Song is She Reminds Me of You uit 1934van Harry Revelen Mack Gordonmet de Eton Boys. Ook geschreven voor een Paramount-film van regisseur Norman Taurog met Bing Crosby: We’re Not Dressing(1934).
Zoete muziek met een pakkende melodie en grappige animatie. Lopende band werk van hoog niveau. Entertainment voor in de bioscoop. Dit studiosysteem in film en muziek is ter ziele. Voorgoed weg. We blijven verbaasd achter met de vraag hoe hoog de standaard was en of het echt een vereiste was dat de scherpe kantjes weggevijld moesten worden.
Lana Turner schittert met Ray Milland in A Life of Her Own (1950) van ‘vrouwenregisseur’ George Cukor. De soundtrack met het hoofdthema is van de Pools-Amerikaanse componist Bronislaw Kaper (1902-1983) die vanaf 1935 onder contract stond bij ‘major’ MGM. Omdat A Life of Her Own het aan de kassa niet zo goed deed werd het thema in 1952 als titelsong voor het romantische drama Invitation hergebruikt. Paul Francis Webster schreef er een tekst bij. Zo werd een ‘standard’ geboren.
Wherever I go You’re the glow of temptation Glancing my way In the grey of the dawn
And always your eyes Smile that strange invitation When you are gone Where oh, where have you gone?
Dexter Gordon speelt met gitarist Philip Catherine in 1975 een van z’n beste solo’s ooit. Volgens Gordon zelf. Hij benadrukt het jagend-spookachtige aspect van het thema meer dan John Coltrane die in z’n befaamde vertolking uit juli 1958 de spanning opbouwt met lange lijnen.
Il Sorpasso is een film van Dino Risi uit 1962. Realisme in lege decors dat het realisme ontvlucht. Dat inhalen gevaarlijk is toont het slotfragment. Roberto (Jean-Louis Trintignant) overleeft het niet. De bravoure-achtige Bruno (Vittorio Gassman) wel. Maar z’n holle praatjes zijn weg. Nog ongelukkiger zonder schone schijn dat hij al was. Muziek van Riz Ortolani benadrukt de actie in de leegte. Was het makkelijk leven?
Kan een film die zo triest eindigt een komedie genoemd worden? Ja, natuurlijk. Grimlachen om de vergankelijkheid is iets van alle tijden. Dat weglachen is de functie van humor. Als dat doden oplevert dan moet dat maar. Tot die tijd is voor Bruno het dansen op de vulkaan een uitweg. In een zomers Italië dat in staat van ontbinding is. Maar toch ook weer niet als de muziek aanzwelt. Kortom, een meesterwerk waar alles in zit.
Foto: Still voor de uitbreng van Il Sorpasso op de Amerikaanse markt onder de titel ‘The Easy Life‘met Vittorio Gassman en Catherine Spaak.
De ‘Face in the Crowd‘ van Bono is de stijlfiguur om tegenstellingen aan te dikken. De uitgesloten eenling draagt manmoedig het zelfgekozen lot. Zo lijkt het.
Maar de kijker weet beter. Precies in het jaar dat op het scharnierpunt naar de moderne tijd vervreemding de film overstroomt: Antonioni. De gemeenschap aanvaardt zo’n rol niet en straft Bono met de dood. Eeuwige stilte. In beeld en geluid leeft de tijdscapsule voort.
Een song over de melancholie van de herfst. Een compositie van Kurt Weill (1900-1950) met tekst van Maxwell Anderson voor de Broadway Musical Knickerbocker Holiday(1938). Met Walter Huston als Peter Stuyvesant. Van de filtersigaretten. Nederlanders welbekend. Huston was acteur en geen zanger. Hij zingtzegt de standard die speciaal voor ‘m geschreven werd. Wat ’n eer. Wat ’n muziek. Wat ’n weemoed.
De song komt ook voor in September Affair van William Dieterle met Joan Fontaine en Joseph Cotten. Het gaat over verloren liefde en verloren jaren. Terugkijken op de zomer. Terugkijken op wat geweest is. Duits talent ontmoet de Amerikaanse markt. Zoals in die jaren vaak gebeurde.
When I was a young man courting the girl
I played me a waiting game
If a maid refused me with tossing curls
I’d let the old Earth make a couple of whirls
While I plied her with tears in lieu of pearls
And as time came around she came my way
As time came around, she came
Oh, it’s a long long while from May to December But the days grow short when you reach September When the autumn weather turns the leaves to flame And you ain’t got time for waiting game
When days dwindle down to a precious few September November, And these few golden days I’d share with you Those golden days I share with you
When you meet with the young girls early in the Spring You court them in song and rhyme They answer with words and a clover ring But if you could examine the goods they bring They have little to offer but the songs they sing And the plentiful waste of time of day A plentiful waste of time
Oh, it’s a long, long while from May to December But the days grow short when you reach September When the autumn weather turns the leaves to flame One hasn’t got time for the waiting game
Oh, the days dwindle down to a precious few September, November And these few precious days I’ll spend with you These precious days I’ll spend with you
Als naschrift Sarah Vaughan in 1946 met een kwartet van fluwelen pianist Teddy Wilson. Met Charlie Ventura op tenor, Remo Palmieri op gitaar en Billy Taylor op bas. Sarah zou de song nog vaak opnemen. Onder andere met Clifford Brown in 1954. Ze wist de song te temmen.
Foto 2: Knickerbocker Holiday, ‘Washington Irving (Ray Middleton, at right) tries to persuade Stuyvesant (Walter Huston) to spare his political enemies in the final scene. Brom Broek (Richard Kollmar) is on the gallows.‘
Betty Boop als zelfbewust, sexy beeld van een vrouw die drinkt, rookt, zich uitdagend kleedt en danst op hot jazz. Deze keer onder water. Een flapper. Filmster Clara Bow gaf Max Fleischer het voorbeeld:
Merkwaardig is dat de stijl in 1932 al op zijn retour is. De roaring 20’s waren uitgelopen op een depressie die niets te vieren over liet. Hoewel de schittering van een droomwereld ellende even deed vergeten. In dat beeld paste Betty die overal lak aan had: ‘What would you say if I marry you?‘ Nog net voor de verplichtstelling van censuur van de Hays Code zodat het bikinitopje uitkan. Max Fleischer produceert en Ethel Merman zingt. Meezingen mag. Dromen is noodzakelijk. In De Maat.
Time on my hands, you in my arms Nothing but love in view, then you fall Once and for all, I’ll see my dreams come true Moments to spare for someone you care for Our love affair for two With time on my hands and you in my arms And love in my heart all for you.
Vincent Youman componeert Time on My Handsvoor de Ziegfeld musical Smiles van 1930. Van tekst voorzien door Harold Adamson. De revue loopt slechts twee maanden, maar in Engeland maakt Al Bowlly het nummer tot een succes. Zo komt het in de herfst van 1931 succesvol terug naar de VS. Kort daarop zingt de zwoele Lee Wiley het bij het orkest van Leo Reisman. Een standard is geboren. Aan het nummer hangt de notie van de flapper: ‘Moments to spare for someone you care for.’