Stramilano (1929): Reconstructie van geluid

Stramilano is een kortfilm uit 1929 van de Italiaanse regisseur Corrado D’Errico. Niet toevallig over de meest industriële stad Milaan die het Futurisme van snelheid, vooruitgang en geloof in de toekomst het best verbeeldt. Nauw aansluitend bij het fascisme van Mussolini.

De city symphonies gaven een idee van het moderne leven. In navolging van Berlin: Die Sinfonie der Großstadt (1927) van Walter Ruttmann of De man met de camera (1929) van de Oekraïense-Sovjet regisseur Dziga Vertov.

Maar een film van voor de uitvinding van de geluidsfilm kent toevoegingen die pijn kunnen  doen aan de oren. Geluid dat is bedoeld om het verschil in tijd te overbruggen, maar daar niet in slaagt, maakt de vervreemding er groter op.

Muziek die klinkt is niet uit 1929, maar is een retrovariant die nostalgie probeert op te roepen zonder te landen in de tijd. Dat maakt de beelden belachelijk. Ze worden geridiculiseerd omdat de reconstructie van de geschiedenis niet serieus te nemen valt. Zoals de AudioFilms van Winter & Winterdie een slap aftreksel blijven van wat ooit klonk.

Illustratief is Walt Disney’s animatiefilm The Jazz Fool uit 1929 met Mickey Mouse. De muziek wijst niet vooruit naar een retrovariant, maar juist terug naar rag time en boogie woogie. Middle of the road en niet vooruitstrevend in de eigen tijd, maar wel The real McCoy van toen.

Dan is de soundtrack door Tiziano Popoli in onderstaande versie passender. In zijn reconstructie mijdt hij muziek. Hij probeert 1929 niet na te bootsen, maar neemt afstand in de tijd door vanuit een ‘futuristische’ inspiratie een geluidsdecor van toen op te roepen door hedendaagse omgevingsgeluiden en geluidseffecten. Ze passen nog steeds bij de stad.

Reconstructie van wat ooit was is een verhaal over a-synchronisatie. Over benadering die het nooit haalt bij het origineel. Soms lukt het bijna. Vaak ontspoort het faliekant. Dat is valsheid in mentaliteit. Wie de letter benadert door de geest niet te begrijpen, zal de letter nooit vangen.

Foto: Still uit Stramilano (1929) van Corrado D’Errico voor Luce.

Earl Bostic (1913-1965): Heavy op altsax

In de jaren ’70 kocht ik op het Waterlooplein een 78-toerenplaat met dit nummer. En op de andere kant Sweet Lorraine. Ik kende vaag de naam van de uitvoerder en kon mijn oren niet geloven toen ik thuis de plaat speelde. Met op vibes Gene Redd. De Wikipedia-pagina over Earl Bostic is of gekaapt door zijn nabestaanden of het vertelt de waarheid. Namelijk dat Bostic de technisch meest begaafde altsaxofonist was die zelfs die andere meester op alt Charlie ‘Bird’ Parker de baas was. Zou het echt?

EB

Het doet Earl Bostic (1913-1965) hoe dan ook tekort om hem de scheurende sax van de R&B te noemen die ruw huilebalk (cry-baby) songs speelt. Midden in de traditie staand verbindt hij Sidney Bechet met John Coltrane. 

Het is lastig oordelen want hij zette zijn ultieme technische kunnen nooit op de plaat. Tegen die andere alt Lou Donaldson zei hij: ‘Don’t play anything you can play good on a record, because people will copy it.’ Grootspraak? In elk geval jammer. Daarom moeten we het doen met Earl Bostic zoals hij niet is. Maar dat is goed genoeg.

Tin Tan en de Mambo (1950-1951)

Tin Tan (1915-1973) geboren als Germán Valdés was een populaire Mexicaanse muzikale komiek en acteur die speelde in meer dan 100 films. Tijdens de gouden eeuw van de Mexicaanse cinema (1936-1969) kon hij floreren. Het fragment uit El Revoltoso (1951) toont zijn timing, humor, bravoure, meesterschap en danskunst. Tin Tan is een kruising van Jackie Chan, Victor Borge, André van Duin en Los Tres Gallos Mexicanos.

garcia_cabral01_big
Affiche van Ernesto Cabral van Simbad El Mareado (Sinbad, de zeezieke).

¡ Hu !
Sí, sí, sí, yo quiero mambo, mambo
Sí, sí, sí, yo quiero mambo, mambo
Sí, sí, sí, yo quiero mambo…¡ Hu !

De in de late jaren ’40 door Perez Prado gepopulariseerde mambo is achtergrond van het fragment uit Simbad El Mareado (1950). Om er vanaf te wijken. Prado vestigde zich in 1949 in Mexico Stad.

Zijn ‘Yo quiero mambo’ (of Mambo no. 5) gaat over in een parodie van Noord-Amerikaanse bebop met scatzang in de uitbundige versie zoals Dizzy Gillespie die na 1945 praktiseerde in nummers als ‘A Night in Tunisia’. Voor critici al een parodie op zichzelf. Om dat te overtreffen gaat Tin Tan over de top. De muziek van de noorderbuur wordt heerlijk belachelijk gemaakt.

Prisoner of Love (1946-1966)

Een van de eerste zwarte popsterren is bariton Billy Eckstine (1914-1993). Zijn carrière liep gelijk op met de opkomst van de bebop in de jaren 1940. Saxofonist Charlie Parker werd toen een superstar met zijn strings die hem opsloten in de roem. Hoewel Mr. ‘B’ en Bird nog steeds worden gewaardeerd als grote musici wordt de grootte van hun roem nu niet meer begrepen. Ze moesten in een Amerika dat mindere witte talenten meer kansen bood vechten tegen vooroordelen.

James Brown heeft het mede dankzij Billy Eckstine 20 jaar later makkelijker. Allebei goede bandleiders. De tijden zijn veranderd. Brown zet ‘Prisoner of Love‘ naar z’n hand en boekt zijn eerste hit. Een song uit 1931 van Russ Columbo en Clarence Gaskill met tekst van Leo Robin. Gevangen door liefde. Of in de tijd. Hoe dan ook muziek die boeit.

02_05740904
Martha Holmes, Billy Eckstine wordt onder veel hilariteit aangehaald door een fan na een concert, 1949.

Why should I be a lone soul
Why can’t I be my own soul
Alone from night to night you’ll find me
Too weak to break the chains that bind me
I need no shackles to remind me
I’m just a prisner of love
For one comand I stand and wait now

From one who’s master of my Fate now
I can’t escape for it’s too late now
I’m just a prisoner of love
What’s the good of my caring if someone is sharing
Those arms with me
Although she has another
I can’t have another
For I’m not free
She’s in my dreams awake or sleeping
Up on my knees to her I’m creeping
My very life is in her keeping
I’m just a prisoner of love. 
Love.

Picture 9
Martha Holmes, Billy Eckstine met van links naar rechts ‘pianist Bobby Tucker, golf pro Charles Sifford, agent Mike Hall, road manager Bernie Ebbins, personal manager Milton Ebbins, Mr. B, magazine writer Hal Webman & press agent Frances Stillman who surround singer Billy Eckstine (3L) under Paramount theater marquee adorned w. Eckstine’s name and picture‘. New York, 1949  [toegeschreven: 1950].

September Song (1938-1954)

Een song over de melancholie van de herfst. Een compositie van Kurt Weill (1900-1950) met tekst van Maxwell Anderson voor de Broadway Musical Knickerbocker Holiday (1938). Met Walter Huston als Peter Stuyvesant. Van de filtersigaretten. Nederlanders welbekend. Huston was acteur en geen zanger. Hij zingtzegt de standard die speciaal voor ‘m geschreven werd. Wat ’n eer. Wat ’n muziek. Wat ’n weemoed.

Poster_of_the_movie_September_Affair

De song komt ook voor in September Affair van William Dieterle met Joan Fontaine en Joseph Cotten. Het gaat over verloren liefde en verloren jaren. Terugkijken op de zomer. Terugkijken op wat geweest is. Duits talent ontmoet de Amerikaanse markt.  Zoals in die jaren vaak gebeurde. 

When I was a young man courting the girl
I played me a waiting game
If a maid refused me with tossing curls
I’d let the old Earth make a couple of whirls
While I plied her with tears in lieu of pearls
And as time came around she came my way
As time came around, she came

Oh, it’s a long long while from May to December
But the days grow short when you reach September
When the autumn weather turns the leaves to flame
And you ain’t got time for waiting game

When days dwindle down to a precious few
September November,
And these few golden days I’d share with you
Those golden days I share with you

When you meet with the young girls early in the Spring
You court them in song and rhyme
They answer with words and a clover ring
But if you could examine the goods they bring
They have little to offer but the songs they sing
And the plentiful waste of time of day
A plentiful waste of time

Oh, it’s a long, long while from May to December
But the days grow short when you reach September
When the autumn weather turns the leaves to flame
One hasn’t got time for the waiting game

Oh, the days dwindle down to a precious few
September, November
And these few precious days I’ll spend with you
These precious days I’ll spend with you

knickerbockerfeat460

Als naschrift Sarah Vaughan in 1946 met een kwartet van fluwelen pianist Teddy Wilson. Met Charlie Ventura op tenor, Remo Palmieri  op gitaar en Billy Taylor op bas. Sarah zou de song nog vaak opnemen. Onder andere met Clifford Brown in 1954. Ze wist de song te temmen.

Foto 1: Affiche van de film September Affair, 1950.

Foto 2: Knickerbocker Holiday, ‘Washington Irving (Ray Middleton, at right) tries to persuade Stuyvesant (Walter Huston) to spare his political enemies in the final scene. Brom Broek (Richard Kollmar) is on the gallows.

Rita Reys: Deed I Do (1953)

Deed I Do is een standard uit 1926 van tekstschrijver Fred Rose en Walter Hirsch. Geen heel bekend nummer. In 1953 spelen op 2 maart Wessel en Rita in Stockholm op vakantie met Zweedse musici. Met ‘ster’ bariton Lars Gullin op alt. Ze vinden elkaar in vier nummers waarvan dit er een is.

Do I want you? Oh my, do I?
Honey, ‘deed I do
Do I need you? Oh my, do I?
Honey, ‘deed I do

Wessel_Ilcken_Rita_Reys
Wessel Ilcken en Rita Reys; promotiefoto voor Philips, midden jaren ’50.

I’m glad that I’m the one who found you
That’s why I’m always hangin’ ‘round you
Do I love you? Oh my, do I?
Honey, ‘deed I do

Rita Reys (1924-2013) is niet meer. Ze was er altijd. Europa’s First Lady of Jazz, zoals ze vanaf de jaren ’50 werd genoemd. Stijlvol swingend en altijd het luisteren waard.

Maar zoveel meer succes had ze kunnen hebben, zegt men. Jarenlang is haar nagedragen dat ze in de jaren ’50 in de VS voor de veilige weg koos. Werkelijk?

Drummer Wessel Ilcken en pianist Pim Jacobs waren de mannen in haar leven, dat is zeker.

Rita Reys’ vakmanschap is haar natuur. Zoals de improvisatie van de manouche-musici Hono Winterstein, Dorado Schmitt en diens zuster Nouna zoveel jaar later. Zo’n echo knijpt de keel dicht. Voorgoed. Op reis.

Foto: Wessel Ilcken en Rita Reys; promotiefoto voor Philips, midden jaren ’50.

Billie Holiday: My Man

Billie Holiday is in 1959 gestorven. Tot op het bot verslaafd aan narcotica, alcohol en foute mannen. Het Franse ‘Mon Homme‘ uit 1916 van Jacques Charles, Channing Pollock, Albert Willemetz en Maurice Yvain werd geschreven voor Mistinguett. Het werd My Man. 

Lady Day haalt het uit de music hall en voert het in het volle leven door er blues aan toe te voegen. Jimmy Rowles begeleidt in 1957 een door ziekte opgezwollen zangeres.

It cost me a lot
But there’s one thing that I’ve got
It’s my man
It’s my man

Cold or wet
Tired, you bet
All of this I’ll soon forget
With my man

He’s not much on looks
He’s no hero out of books
But I love him
Yes, I love him

Two or three girls
Has he
That he likes as well as me
But I love him

437px-Billie_Holiday_LAT
Billie Holiday voor de rechtbank in 1949.

De legende Holiday laat de feitjes die over haar de ronde doen kloppen. Als een van de jongens gebruikt ze haar stem als instrument. Met ongekende timing. Navolgers als Diana Ross of Ruth Jacott benadrukken eenvoudigweg dat Lady Day onnavolgbaar is. 

Pianist Teddy Wilson begeleidt met elegante notenreeksen die blijven hangen. Na 85 jaar perfect houdbaar omdat het in een toveract deuntjes tot klassiekers maakt. In die amusementsindustrie waar chic en alledaags samenkomen.

Isham Jones and his Orchestra (1933)

1933. Het Isham Jones & His Orchestra speelt. Voor Vitaphone. Een medley van populaire muziek. Dansmuziek zoals dat klinkt in de salons. Strak gespeeld met prachtige arrangementen van Gordon Jenkins die het orkest symfonisch laat klinken. Paul Whiteman is de grote concurrent die George Gershwin in 1924 opdracht geeft tot Rhapsody in Blue. Nieuwe kunstvormen haken bij oude aan om aan prestige te winnen. Ontlening.

Jazz is de popmuziek van toen. Met als laatsten Charlie Parker with Strings in 1950 en Dave Brubeck met Take Five in 1959. Toen was het afgelopen met de populariteit bij het grote publiek. 

Aficionado’s grasduinen door de geschiedenis van de populaire muziek en trekken zich terug in hun eigen reservaat. En vinden pareltjes tussen de muziek die niemand begrijpt. Of uit onwetendheid in de verkeerde hoek zet.

IJ
Schermafbeelding uit de Vitaphone-film Isham Jones & His Orchestra.

Isham Jones is nagenoeg vergeten. Terwijl hij standards als I’ll See You in My Dreams, It Had to BeYou en There Is No Greater Love componeerde. Opgenomen in het American Songbook. De cross-overs naar Cuba met Siboney van Ernesto Lecuona en naar Rusland met een prelude van Sergej Rachmaninov benadrukken dat elk materiaal met klasse klinkt.

In Toyland Club telt goed spel. Ondanks de kinderlijke enscenering. Dat is de toverspreuk.

Church Bells May Ring: The Willows (1956)

Lead singer Tony Middleton en The Willows scoren in 1956 de hit ‘Church Bells May Ring‘. Een crossover van jazz, soul, R&B en Doo-Wop. Met een volop swingend orkest. En Neil Sedaka op chimes, klokkenspel, zo zegt de legende. De Canadese The Diamonds pikken het nummer op en brengen het nog hoger op de pop charts. Allerlei groepen coveren. The Willows profiteren er nauwelijks van. De tragiek van de muziekindustrie.

Ow-woh, ling a-ling a-ling,
A-ling a-ling, ding-dong,
(Ling, ling-dong.)
I love you, darlin’,
And I want you for my own.
(Ling, ling-dong.)
I’ll give you any-…
Anything that I own,
(Ling, ling-dong.)
You should have known,
Sweethea-ah-ah-art.

willows-2

In het Louis de Funès vehicle Nous irons à Deauville uit 1962 gaat Michel Serrault naar Deauville. Tony Middleton zingt als Tony Milton ‘Oh yeah ah ah!‘. Een slappe echo van de Church Bells. Hij woont begin jaren ’60 in Frankrijk. Want het leven gaat verder. Ook na een hit die er geen kon zijn, maar het uiteindelijk toch werd. Door de kwaliteit van de muziek.

Foto: The Willows in 1956.

Sweet Smell of Success (1957)

Sweet Smell of Success is een meesterwerk van Alexander Meckendrick uit 1957. Journalist J.J. Hunsecker is Burt Lancaster. Martin Milner speelt Steve Dallas, een gitarist in een jazzkwintet die iets krijgt met Hunseckers zus. Deze verhindert dat en neemt daartoe Sidney Falco in de arm. Gespeeld door Tony Curtis. Hunsecker is meedogenloos.

Chico-Hamilton-Quintet1-1

Een onderschrift bij een foto omschrijft het perfect: ‘The Chico Hamilton Quintet appeared in several scenes and helped shape the film’s hip, modernistic late-1950s atmosphere‘. De sfeer van Johnny Staccato of The Connection. Trouwens meer clichésituatie, dan echte vrijheid die het suggereert. Pas rond 1959 bevrijdt de jazz zich naar vrijere vormen. De muziek liep zo enkele jaren vooruit op wat in de jaren ’60 zou komen.

The Chico Hamilton Quintet-2

Foto 1: Success: ‘The Chico Hamilton Quintet appeared in several scenes and helped shape the film’s hip, modernistic late-1950s atmosphere’

Foto 2: Hoes van het album uit 1957 met muziek van ‘Sweet Smell of Success‘ door het Chico Hamilton Quintet.