Een van de eerste zwarte popsterren is bariton Billy Eckstine (1914-1993). Zijn carrière liep gelijk op met de opkomst van de bebop in de jaren 1940. Saxofonist Charlie Parker werd toen een superstar met zijn strings die hem opsloten in de roem. Hoewel Mr. ‘B’ en Bird nog steeds worden gewaardeerd als grote musici wordt de grootte van hun roem nu niet meer begrepen. Ze moesten in een Amerika dat mindere witte talenten meer kansen bood vechten tegen vooroordelen.
James Brown heeft het mede dankzij Billy Eckstine 20 jaar later makkelijker. Allebei goede bandleiders. De tijden zijn veranderd. Brown zet ‘Prisoner of Love‘ naar z’n hand en boekt zijn eerste hit. Een song uit 1931 van Russ Columbo en Clarence Gaskill met tekst van Leo Robin. Gevangen door liefde. Of in de tijd. Hoe dan ook muziek die boeit.
Why should I be a lone soul
Why can’t I be my own soul
Alone from night to night you’ll find me
Too weak to break the chains that bind me
I need no shackles to remind me
I’m just a prisner of love
For one comand I stand and wait now
From one who’s master of my Fate now
I can’t escape for it’s too late now
I’m just a prisoner of love
What’s the good of my caring if someone is sharing
Those arms with me
Although she has another
I can’t have another
For I’m not free
She’s in my dreams awake or sleeping
Up on my knees to her I’m creeping
My very life is in her keeping
I’m just a prisoner of love.
Love.